Er zijn in Nederland naar schatting duizenden werknemers met een ‘slapend dienstverband’. Deze werknemers voeren door ziekte al jaren geen werkzaamheden meer uit, maar ze staan nog wel op de loonlijst. Onlangs heeft een rechter in Den Haag zo’n dienstverband beëindigd, waarbij de werkgever een transitievoeding moest betalen.
Werknemers hebben sinds 2015 bij ontslag in beginsel recht op een transitievergoeding. Bij ontslag is deze vergoeding afhankelijk van het aantal dienstjaren en van de hoogte van het salaris. In 2019 kan de transitievergoeding maximaal €81.000 bedragen of één heel jaarsalaris als dat meer is.
Onlangs heeft de rechter besloten dat wanneer er een slapend dienstverband wordt beëindigd, de werkgever ook een transitievergoeding verschuldigd kan zijn. De werkgever moet de werknemer ontslaan en op die manier heeft de werknemer dan recht op transitievergoeding.
In de genoemde zaak werd een werkneemster arbeidsongeschikt verklaard wegens de gevolgen van haar ziekte. Het UWV verklaarde haar duurzaam arbeidsongeschikt, waardoor ze een IVA-uitkering kreeg. De werkgever hield het dienstverband in stand, waardoor de werkgever geen transitievergoeding hoefde te betalen. In dit geval heeft de rechter besloten dat het dienstverband moest worden beëindigd en dat de werkneemster recht had op een transitievergoeding.
Vanaf 1 april 2020 kunnen werkgevers compensatie aanvragen voor transitievergoedingen die ze hebben betaald bij arbeidsongeschiktheid van langer dan twee jaar. Werkgevers die in de periode van 1 juli 2015 tot 1 april 2020 een transitievergoeding hebben betaald, moeten uiterlijk op 30 september 2020 compensatie aanvragen bij het UWV.