De ‘bezitseis’ in de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet (ook wel de BOR genoemd) moet ervoor zorgen dat belastingplichtigen geen oneigenlijk gebruik maken van de BOR. De staatssecretaris van Financiën vond dat de beziteis ook zag op de uitbreiding van de onderneming door bedrijfsovername. De Hoge Raad was het niet eens met de staatssecretaris en heeft daarom in haar arrest van 29 mei 2020 anders geoordeeld.
Met de bezitseis wil de wetgever de doelstelling van de BOR nakomen: het uitsluitend faciliteren van een reële bedrijfsopvolging en het voorkomen van misbruik hiervan. Er is sprake van misbruik als kort voor schenken of overlijden belast beleggingsvermogen wordt omgezet naar vrijgesteld ondernemingsvermogen.
Een onderdeel van de bezitseis is de ‘ondernemingseis’. Deze houdt in dat de vennootschap (of het concern) gedurende de bezitsperiode van vijf jaar (voorafgaand aan de schenking) of één jaar (voorafgaand aan het overlijden) dezelfde materiële onderneming moet hebben gedreven. De staatssecretaris vond dat de beziteis ook van toepassing was op de uitbreiding van de onderneming (bijvoorbeeld door aankoop van een nieuwe onderneming die dezelfde ondernemingsactiviteiten verrichtte).
Deze mening kon oneerlijke gevolgen hebben als de overname van de onderneming werd betaald uit de ‘overnamekas’. Een overnamekas geldt (in beperkte mate en onder bepaalde voorwaarden) namelijk als ondernemingsvermogen voor de BOR. Het toepassen van de bezitseis op de uitbreiding van de onderneming heeft dan als gevolg dat het vrijgestelde ondernemingsvermogen verandert in belast ondernemingsvermogen (dus het werd fiscaal behandeld als beleggingsvermogen). Zo kon de BOR dus voor behoorlijke problemen zorgen voor belastingplichtigen.
De Hoge Raad was het niet eens met de staatssecretaris blijkt uit haar arrest van 29 mei jl. De Hoge Raad stelt dat uit de wettekst niet valt af te leiden dat de bezitseis ook van toepassing is op de uitbreiding van de onderneming. Een uitbreiding van een onderneming betekent dus niet dat belastingplichtigen een deel van de BOR-grondslag gedurende 5 respectievelijk 1 jaar kwijtraken.
De Hoge Raad maakt een uitzondering voor situaties waarbij de overgenomen onderneming niet opgaat in de onderneming van de overnemer, maar als een zelfstandige (objectieve) onderneming moet worden gezien. Dan geldt de beziteis namelijk wel voor de overgenomen onderneming.
Of er sprake is van een zelfstandige objectieve onderneming hangt af van verschillende factoren, zoals de wijze van organisatie, de aard van activiteiten en de verwerking in de boekhouding. Als de overgenomen ondernemingsactiviteiten qua aard lijken op de aard van de bestaande ondernemingsactiviteiten, dan gaat de overgenomen onderneming op in de bestaande objectieve onderneming. Denk bijvoorbeeld aan een grote kledingketen die een kledingwinkel overneemt. Als de kledingketen echter een autowinkel overneemt, dan is de autowinkel een aparte objectieve onderneming vanwege de andere aard van de activiteiten. Hiervoor geldt dan een afzonderlijke beziteis.